 |
Aalstreep: |
Streep donkergekleurde haren op lichte
ondergrond, lopend van schoft tot staartaanzet (bijv.
bij een mopshond) |
Aanslaan: |
Beginnen met blaffen als reactie
ergens op. |
Aantrekken: |
Voorzichtig volgen van het wild tot dit
vastligt (lang blijft liggen) en zich niet meer
verplaatst. |
Aardhonden: |
Honden die het wild onder de grond (in
holen) moeten zoeken. |
Aberrant: |
Afwijkend. |
Abnormaal: |
Afwijkend van de norm |
Abrupt: |
Plotseling |
Achterhand: |
De achterbenen en de bekkengordel. |
Achterhoofdsknobbel: |
Jachtknobbel. Kam op het
achterhoofdsbeen. |
Achter middenvoet: |
Het deel van het achterbeen tussen de hak
en de tenen. |
Adel: |
Geeft een harmonische belijning,
een trotse en edele verschijning aan, zonder de
bruikbaarheid te verliezen. Duidt ook op
symmetrie, fierheid en zelfbewustheid. |
Adolescent: |
Jeugdig. |
Adult: |
Volwassen. |
Affix: |
Kennelnaam als achternaam gebruikt.
Zie: suffix. |
Afgezette borst: |
Een te sterk gekromd zwaardvormig
aanhangsel van het borstbeen (borstbeen te kort). |
Africhten: |
Het aanleren bepaalde oefeningen of
werkzaamheden op commando uit te voeren. |
Agouti: |
Peper en zout. Benaming om
wildkleur aan te geven. |
Agressie: |
De hond kent onder meer: angst - agressie,
dominantie - agressie, verdedigende agressie,
instinctieve agressie en gestoorde agressie.
|
A.K.C.: |
American Kennel Club; Amerikaanse
overkoepelende kynologische organisatie. Wordt
ook voor de door hen uitgegeven stamboom
gebruikt. |
Alert: |
Vrijmoedig bewegend, geboeid lijkend door
iets. |
Alimentair: |
met betrekking tot de voeding. |
Allel: |
Elk van de verschillende vormen van
hetzelfde gen. |
Allround keurmeester: |
Keurmeester die bevoegd is alle
rassen te keuren. |
Amandelvormig: |
Aanduiding voor de ovale vorm van
het oog. |
Anorchidie: |
Het niet aanwezig zijn van
testikels. |
Aplasie: |
Onvolkomen ontwikkeling. |
Appèl: |
Gehoorzaam, alert gedrag. (Fik
staat keurig onder appèl) |
Appelhoofd: |
Bol voorhoofd, vaak met uitpuilende ogen |
Apporteren: |
Het bij de jager brengen van het
geschoten wild; het terugbrengen van een
weggeworpen voorwerp. |
Apron: |
Witte kraag van Schotse Herder (Collie)
en Shetland Sheepdog (Sheltie). |
Artemis-proef: |
Zware jachthondenproef voor A-honden van
24 maanden en ouder, waarbij uitsluitend met
koud wild wordt gewerkt. |
|
 |
Baard: |
Rijkelijke beharing aan de onder- en
voorzijde van de onderkaak. |
Bakken: |
Sterk ontwikkelde wangspieren. |
Bananenstaart: |
Gecoupeerde staart die met een sterke
boog omhoog en naar voren buigt (diverse
terriers). |
Basset: |
Zie brakken. |
Bastaard: |
Honden uit rasloze ouderdieren of ouders
van verschillend ras. |
Beet: |
Manier waarop snijtanden in onder-
en bovenkaak t.o.v. elkaar staan. |
Behang: |
Oren plus de beharing ervan. |
Beharing: |
Synoniem voor vacht. |
Behendigheid: |
Tak van de hondensport waarbij parcoursen
met hindernissen moet worden afgelegd. |
Bek, harde ~: |
Tegenovergestelde van zachte bek. |
Bek, zachte ~: |
Het voorzichtig op pakken en
apporteren van wild, dat het niet beschadigd
wordt. |
Beladen schouders: |
Te zwaar ontwikkelde spieren aan de
binnenzijde van de schouderbladen. |
Belijning: |
Lijnen die het silhouet van de hond
vormen. |
Belton: |
Schimmelpatroon bij Engelse
setters. Blue belton: wit met zwarte vlekjes;
Lemon belton:Wit met citroen-kleurige vlekjes;
Liver belton: wit met bruine vlekjes; Orange
belton: wit met oranjekleurige vlekjes. |
Bench: |
Hok of kooi op tentoonstellingen voor het
huisvesten van de ingeschreven honden. |
Berghonden: |
Rassen die voor bewaking en bescherming
van de kuddes in bergachtige gebieden ingezet
worden. |
Beschutter: |
Een brak- of windhond die de jagende
honden belette het wild te doden of te
verscheuren. |
Bevedering: |
Lange haren aan de achterzijde van de
benen, van de staart en aan de oren. |
Black en Tan: |
Tankleurige aftekeningen aan de
achterkant van de onderpoten, binnenkant van de
oren, buik en keel en vlekjes boven de ogen
zoals bij de Dobermann en Rottweiler. |
Bone: |
Botsubstantie. |
Borstdiepte: |
Loodrechte afstand tussen schoft en
borstbeen. |
Bovenbelijning: |
Lijn die vanaf het achterhoofd via
nek, schoft, rug, lendenen en kruis tot de
staartaanzet loopt. |
Bovenvacht: |
Harde, langere haren die boven de
ondervacht uitsteken. |
Bovenvoorbijten: |
Bij gesloten gebit staan de
bovensnijtanden vóór de ondersnijtanden zonder
elkaar te raken. |
Brachiocephalen: |
Honden met een brede schedel (o.a. bij
dogachtige honden). |
Brakken: |
Lopende honden die luid blaffend
het wildspoor moeten volgen (Duits: Bracke;
Engels: Hound; Frans: Chien courant; Italiaans:
Segugio). |
Brand: |
Vaalgele tot roestrode aftekening bij
donkergekleurde honden aan hoofd, borst, benen,
voeten en onder de staart (o.a. Dobermann,
Rottweiler, Dashond, Berner Sennenhond). |
Breien: |
Zie kruisen. |
Broek: |
Bevedering van de achterbenen (tot
spronggewricht). |
Broken coat: |
Oude term voor ruwe, harde vacht. |
|
 |
CAC: |
Afkorting van `Certificat
d`Aptitude au Championnat`.
Kampioen¬schaps¬prijs waarvan er in principe 4
nodig zijn om de titel KAMPIOEN te verwerven. |
CACIAG: |
Afkorting van `Certificat d`Aptitude au
Championnat International d`Agility` |
CACIB: |
Afkorting van `Certificat d`Aptitude au
Championnat International de Beauté`.
Kampioen¬schaps¬prijs om de titel Internationaal
Kampioen te verwerven. |
CACIL: |
Afkorting van `Certificat d`Aptitude au
Championnat International des Courses de
Lévriers` |
CACIOB: |
Afkorting van `Certificat d`Aptitude au
Championnat International d`Obéissance` |
CACIT: |
Afkorting van `Certificat d`Aptitude au
Championnat International de Travaille`.
Kampioen¬schaps¬prijs om de titel INTERNATIONAAL
WERKKAMPIOEN te verwerven. |
Carnivoor: |
Zoogdier dat van vlees leeft (vleeseter).
Anderen zijn de herbivoor (planteneter) en
omnivoor (alleseter).
|
Chondrodystrophie: |
Onvoldoende of verlate verbening van het
kraakbeen, waardoor misvormingen kunnen ontstaan. |
Chocoladekleur: |
Voornamelijk bij jachthonden gebruikte
benaming voor een donkerbruine kleur. |
College van Beroep: |
Een college van 3 personen dat een beroep
tegen een besluit van de Raad van Beheer
behandelt en een uitspraak formuleert die voor
beide partijen aIs bindend advies geldt. |
Couperen: |
Het verkleinen van oorschelpen en het
inkorten van de staart. |
Cryptorchisme: |
Het verschijnsel dat beide
testikels niet in het scrotum zijn afgedaald.
|
|
 |
Dameshondjes: |
Vroegere benaming voor kleine
gezelschapshonden. |
Daskleurig: |
Patroon van kleuren dat ontstaat door een
mengeling van zwarte, gele en grijze haren. Elk
afzonderlijk haar kan ook deze drie kleuren
bevatten. |
Dekhaar: |
Lange, hardere haren van de
bovenvacht. |
Derde ooglid: |
Bevindt zich in de binnenste ooghoeken,
is normaal donker van kleur en nauwelijks
zichtbaar. Het wordt vaak aangeduid als
bindvlies. |
Dip: |
Inzinking in het rugprofiel vlak
achter de schoft. |
Diskwalificeren: |
Het niet in aanmerking komen voor een
kwalificatie ten gevolge van een fout die in de
standaard vermeld staat. |
Dogachtigen: |
Groep van honden met brede schedels. |
Dolichocephalen: |
Honden met een lange schedel (windhonden). |
Downfaced: |
Een in een gebogen lijn verlopen schedel,
van opzij bezien van achterhoofdsknobbel tot aan
de neusspiegel (zoals bij een Bullterrier) |
Draadhaar: |
Een ruwharige bovenvacht die uit zeer
harde haren bestaat. |
Draf: |
Een manier van voortbewegen waarbij
steeds een diagonaal benenpaar het lichaam
ondersteunt. |
Driekleurig: |
Aanduiding voor een hond met de kleuren
zwart, wit en roodbruin, zoals bij de
Sennenhonden. |
Droog: |
Een strak om het lichaam gespannen
huid, zonder plooien en/of rimpels. |
Drijfhond: |
Jachthond die als taak heeft het wild uit
de dekking te drijven. |
|
 |
Ectropion: |
Het naar buiten krullen van het ooglid (een
erfelijke afwijking). |
Eénsporig gaan: |
Zie éénsporig gaan |
Entropion: |
Het naar binnen krullen van een
ooglid (een erfelijke afwijking). |
Expositie: |
Een evenement waar de ingeschreven honden
op hun onderlinge schoonheid beoordeeld worden. |
Expressie: |
De gezichtsuitdrukking van de hond. |
Exterieur: |
De uiterlijke verschijningsvorm van
de hond, die voor elk ras verschillend is. |
Enceinte: |
Omrasterde ruimte op een tentoonstelling
voor enkele honden tezamen. |
Epagneul: |
Zie staande honden. |
|
 |
Faking: |
Aanbrengen van veranderingen aan het extererieur
om de keurmeester te misleiden. |
Fauve: |
Kleuraanduiding die loopt van tarwegeel tot
rood-bruin. |
Fawn: |
Beige- of reekleurig. |
Field trial: |
Zie veldwedstrijd. |
FCI: |
Afkorting van `Fédération Cynologique
Internationale`, de internationale overkoepelende
organisatie op kynologisch gebied. |
Flankeren: |
Het systematisch (zigzaggend) afzoeken van
een terrein door een jachthond. |
Fokker: |
De persoon die ten tijde van de worp eigenaar
van de moederhond is. |
Flyball: |
Tak van hondensport waarbij over een
hindernissenparcours een balletje moet worden
geapporteerd. |
Franje: |
Lange beharing aan de oren. |
Frans staan: |
Met de voorvoeten uitgedraaid (naar buiten
gedraaid) staan. |
Front: |
Meestal worden hiermee de voorbenen bedoeld. Ook
vooraanzicht (borstpartij en voorbenen) |
|
 |
Gaan, nauw ~: |
Het te dicht naast elkaar plaatsen van de
voorbenen en/of achterbenen. |
Gaan, éénsporig ~: |
Het tijdens de draf zodanig neerzetten
van de voeten dat hun sporen één lijn vormen. |
Gebonden gaan: |
Het te weinig naar voren en naar achteren
plaatsen van de achterbenen. |
Galop: |
Snelste wijze van bewegen, waarbij het lichaam
zich regelmatig in een zwevende toestand bevindt. |
Gangwerk: |
De manier waarop een hond zich voortbeweegt. |
Garnituur: |
Zware wenkbrauwen, samen met snor en baard. |
Geblokt: |
Zie vierkant. |
Gedrukt: |
Angstig, schrikkerig. |
Gestrekt: |
De lengte van de hond is meer dan de
schofthoogte. |
Gestroomd: |
Min of meer duidelijke streep donkere haren
op een lichte ondergrond. |
Getijgerd: |
Onregelmatig vlekkenpatroon als bij blue
merle (o.a. Dashonden). |
Gevlekt: |
Kleine vlekken op een witte ondergrond. |
G & G: |
Afkorting van Gedrag en Gehoorzaamheid`. Tak van
de hondensport waarbij de hond leert hoe zich te
gedragen t.o.v. andere honden en personen, en gegeven
commando`s uit te voeren. |
Gladharig: |
Kort, aanliggend haar zonder ondervacht. |
Glasoog: |
Oog met blauwe iris. |
G-hond: |
Hond die de kwalificatie goed krijgt op
tentoonstelling. |
Griffon: |
Aanduiding voor ruwharige honden. |
Groep: |
Op een tentoonstelling kunnen drie of meer honden
van eenzelfde ras/variëteit als groep worden geshowd |
Groepskeurmeester: |
Een keurmeester die bevoegd is een
rasgroep te keuren (bijv. alle dogachtigen, alle wind-honden). |
Grond beslaan, veel ~: in stand: |
benen wijd uit elkaar
geplaatst. In beweging: ruim uit grijpend gangwerk |
|
 |
Haakstaart: |
Zodanige knik in de staartwervels dat een
haakse bocht ontstaat. |
Halfwindhonden: |
Windhonden met eigenschappen van brakken
die de gebogen rug missen, staande oren hebben, zowel op
zicht als op reuk jagen en ook apporteren. |
Hals geven: |
Het blaffen of huilen van jachthonden. |
Hangend oor: |
Oor dat vlak langs het hoofd hangt. |
Harlekijn: |
Witte grondkleur met grotere en kleinere
zwarte vlekken zoals bij een Duitse Dog |
Hazenrein: |
De eigenschap van een jachthond om
onbeschoten hazen niet te achtervolgen. |
Hazevoet: |
Ovale voet. De tenen zijn lang en krachtig. |
HD: |
Zie heupdysplasie. |
Herdershonden: |
Groep van honden die op enige manier met
vee te maken hebben. |
Hertehals: |
Gebogen hals die lang en dun is (Italiaans
Windhondje). |
Heupdysplasie: |
Misvorming van het heupgewricht (meestal
afgekort tot HD). |
Hoeking: |
Hoek die gevormd wordt door beenderen of
beenformaties van de ledematen. |
Hoogbenig: |
Voor terriers met een normale beenlengte
wordt deze term vaak gebruikt. Als de verhouding
borstdiepte-bodem afstand door een ondiepe borst of
lange onderarm niet optimaal is gebruikt men de term
hoogbenig. |
Hound staan: |
Bij rechte voorbenen staan de voeten iets
naar binnen gedraaid. |
Houndmarked: |
Wit met rode aftekeningen en een zwart
zadel. |
Hubertusklauw: |
Vijfde teen aan de binnenzijde van het
achterbeen. |
|
 |
Inschrijfformulier: |
Formulier om een hond voor een
kynologisch evenement in te schrijven. |
Inschrijfgeld: |
Het bedrag dat verschuldigd is voor
deelname aan een kynologisch evenement. |
Inteelt: |
Paring van verwanten zoals zuster en broer,
moeder en zoon, dochter en vader. |
Isabel: |
Een van bruinachtige vaalgele kleur |
Jachtknobbel: |
Kam op het achterhoofdsbeen (achterhoofdsknobbel). |
|
 |
Kameelrug: |
Gebogen rug, waarvan de welving te dicht bij
de schoft begint. |
Kampioen, Internationaal - : |
Titel, verleend door de FCI
na het behalen van de vereiste internationale
kampioenschap prijzen (CACIB), onder vastgestelde
voorwaarden. |
Kampioen, Nationaal -:
|
Titel, verleend door de
overkoepelende landelijke organisaties na het behalen
van de vereiste kampioenschap prijzen. De voorwaarden
zijn per land verschillend. |
Kampioen, Nederlands
|
Titel, verleend door de raad van
Beheer op Kynologische Gebied in Nederland, na het
behalen van in principe vier kampioenschap prijzen,
onder bepaalde voorwaarden. |
Kampioenschaps-clubmatch:
|
Clubmatch van een rasvereniging
waar kampioenschap prijzen en reserve kampioenschap
prijzen behaald kunnen worden. |
Kampioenschapsprijs: |
Zie CAC. |
Karperrug: |
Sterker dan nogal gewelfde lendenpartij (Franse
Buldog). |
Kattevoet: |
Kleine, ronde voet. |
Keelhuid: |
Ruim hangende, losse huid rond de keel. |
Keurmeester: |
Iemand die op een exposietie honden
beoordeelt en kwalificeert. |
Kissing spots: |
Kleine, roodbruine vlekjes op de wangen
van de Black and Tan Terrier. |
K.M.S.H.: |
Koninklijke Maatschappij Sint-Hubertus
|
Knikstaart: |
Staart waarvan 2 wervels in een knik met
elkaar vergroeid zijn. |
Knopoor: |
Driehoekig, hoog aangezet oor dat zodanig naar
voren valt dat de gehoorgang afgesloten is. |
Koehakkig: |
Spronggewrichten die niet parallel, maar naar
binnen gebogen staan. |
Koppel: |
Twee honden van hetzelfde ras of dezelfde
variëteit, ongeacht het geslacht. |
Kortbenig: |
Door verkorting van de beenderen van de
ledematen zijn de benen korter dan bij de normaal
gebouwde hond. |
Kortharig: |
Korte bovenvacht met ondervacht. |
Korte jacht: |
Jacht met het geweer. |
Kraag: |
Langere, iets uitstaande vacht rond de hals. |
Kroeshaar: |
Gekrulde vacht, waarbij de krullen gevormd
worden door de zachte ondervacht. |
Kruis: |
Laatste deel van de rug tussen darmbeenknobbels
en staartaanzet. |
Kruisen: |
Het kruisgewijs neerzetten van de voeten
tijdens het gaan. |
Kruisgebit: |
Stand van de tanden waarbij een gedeelte van
de bovenkaak een schaargebit vormt en het
tegenoverliggende gedeelte van de onderkaak een
onderbeet is. |
Krulhaar: |
Vacht die sterk krult. |
Krulstaart: |
Staart die in een gesloten ring over de rug
gedragen wordt. |
Kurketrekkeroor: |
Gedraaid, hangend oor. |
Kurketrekkerstaart: |
Korte staart waarvan de wervels niet
regelmatig achter elkaar, maar verdraaid en geknikt
liggen. |
Kwalificatie: |
Waardering van een beoordeelde hond op
exposities, gegeven door een bevoegd keurmeester. |
Kynologie: |
Wetenschap over de hond. Deze term wordt ook
gebruikt om de hondensport in het algemeen aan te duiden |
Kynoloog: |
Kenner van honden. Algemeen wordt er ook de
liefhebber van honden mee bedoeld. |
|
 |
Laagbenig: |
Zie: kortbenig. |
Laaggesteld: |
Honden waarvan de bodemafstand kleiner is
dan de borstdiepte. |
Labiel: |
Wankelbaar. |
Lachen: |
Het aan de zijkanten optrekken van de
bovenlippen. |
Lange honden: |
Honden die op het zicht jagen. |
Lange jacht: |
Jacht met honden die alleen hun
gezichtsvermogen gebruiken. |
Lange neus: |
Het vermogen om het wild op grote afstand te
ruiken. |
Langharig: |
Lang, aanliggend haar met dunne en zachte
bovenvacht. |
Leverkleurig: |
Vooral bij jachthonden gebruikte
aanduiding voor een lichtere bruin tint. |
Loboor: |
Bij de aanzet smal oor dat geleidelijk breder
uitloopt en aan de punt afgerond is. |
L.O.F.: |
Livre des Origines Français (Franse stamboom) |
Loopsheid: |
Periode in de cyclus van de teef, waarin ze
vruchtbaar is. |
Lopende honden: |
Zie brakken. |
Los front: |
Door onvoldoende stevige bespiering niet goed
aanliggende en teveel bewegende schouderbladen en/of
ellebogen. |
L.O.S.H.: |
Livre des Origines Saint-Hubert (Belgische
stamboom). Buiten het L.O.S.H. zijn er nog A.L.S.H. (Annexe
au Livre des Origines Saint-Hubert) en R.I.S.H. (Registre
Initielle Saint-Hubert). Alleen het L.O.S.H wordt door
de FCI erkend. |
Luid geven: |
Zie hals geven. |
|
 |
MAG-test: |
De test Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag,
gedragstest voor honden, waarbij de agressie wordt
getest |
M-hond: |
Hond die op exposities de kwalificatie matig
krijgt. |
Maagtorsie: |
Een draaiing van de maag om de lengteas,
waardoor het spijsverteringskanaal afgesloten wordt. |
Mantel: |
Kleur die het lichaam bedekt met uitzondering
van de benen, de hals en de staart. |
Markeren: |
Het opmerken van de juiste plaats waar
aangeschoten wild beland en deze plek onthouden. |
Masker: |
Donker gekleurde voorsnuit van lichter gekleurde
honden, meestal zwart maar soms ook anders kleurig. |
Meute: |
Groep brakken die wild achtervolgen. |
Min: |
Een teef die pups van een andere moederhond voedt. |
Monorchisme: |
Het niet ingedaald zijn van één testikel. |
Muzzle: |
Voorsnuit. |
|
 |
Naakthonden: |
Honden die volledig haarloos zijn, óf
alleen op het hoofd, aan de benen en op de staart
behaard zijn. |
Nauw gaan: |
Het te dicht naast elkaar plaatsen van de
voor- en/of achterbenen tijdens de beweging. |
Neusrug: |
Deel van de neus dat loopt van de neusspiegel
tot aan de stop. |
Neusspiegel: |
Voorste, onbehaarde deel van de neus,
waarin de neusgaten liggen. |
N.H.S.B.: |
Nederlands Hondenstamboek (Nederlandse
stamboom).
|
Oorbellen: |
Lange haren met zwarte haarpunten. |
Onzuivere brand: |
Donkere vlekjes in de vaalgele tot
bruinrode aftekening van het tan patroon. |
Open oor: |
De gehoorgang wordt niet bedekt door de
oorschelp. |
Otterstaart: |
Korte en dikke staart die geleidelijk
dunner wordt naar de staartpunt toe. |
Platen: |
Grote vlekken op een lichte onderkleur. |
Pronkrug: |
Streep haren op de rug die in
tegenovergestelde richting groeien. |
Prefix: |
Als de kennelnaam voor de roepnaam van de hond
wordt geplaatst. |
----------------------- |
-------------------------------------------------------------------------- |
Racy: |
Op snelheid gebouwd. |
Rashondenlogboek: |
Bij de Raad van Beheer te verkrijgen
boekje waarin gegevens en behaalde resultaten van u hond
geregistreerd worden |
Raspunten: |
Een aantal eigenschappen waaraan rashonden
moeten voldoen. |
Red Fawn: |
Rood reekleurige vacht. |
Ring: |
Afgebakende ruimte op de exposities waarin de
honden geshowd en gekeurd worden |
Ringcommissaris: |
Een persoon die onder
verantwoordelijkheid van de ringmeester administratieve
werkzaamheden moet verrichten. |
Roest: |
Donkere vlekken in de vaalgele tot bruinrode
aftekening van het tan-patroon. |
Rollend gangwerk: |
Een schommelende beweging van het
lichaam, het lijkt net dat de hond zich deinend
voortbeweegt. |
Ruwhaar: |
Een bovenvacht van stugge, lichtgegolfde haren
met wollige, vettige ondervacht. |
|
 |
Sabel: |
Grijze, bruine of oranjerode vacht, al dan niet
met zwarte haarpunten |
Scherp: |
Een hond die neiging tot bijten vertoont. Niet
uit angst maar door agressie. |
Schimmel: |
Gemêleerd witte met een andere kleur haren
zoals bijvoorbeeld bij Engelse Cocker Spaniel. |
Schoft: |
Het deel van het lichaam waar de nek overgaat in
de rug. De toppen van de schouderbladen wordt
aangehouden voor de meting. |
Schotschuw: |
Angst voor het geluid van schoten en andere
harde, plotselinge geluiden. |
Spreidvoeten: |
Voeten waar de tenen niet goed van
aangesloten zijn. |
Standaard: |
Een lijst van eigenschappen waaraan alle
rashonden moeten aan voldoen. |
Stamboek: |
Boek waarin de afstamming van rassen wordt
opgenomen. |
Stamboom: |
Door de Raad van Beheer afgegeven bewijs van
de afstamming van de rashond. |
Steil: |
Te weinig hoekingen in de voor en/of achterhand. |
Steppen: |
Het te hoog optillen van de voorbenen. |
Stokhaar: |
Kort, hard, grof haar |
Stuwen: |
Het stevig afzetten met de achterbenen tijden
het lopen. |
|
 |
Tan: |
Geelachtige tot roodbruine aftekeningen aan het
hoofd, op de borst, aan de benen en de onderzijde van de
staart. Black and tan: zwart met tan aftekeningen; |
Blue and tan: |
blauw/blauwgrijs met tan aftekeningen;
Liver and tan: bruin met tan aftekeningen. |
Tanggebit: |
De onder- en bovensnijtanden staan precies op
elkaar. |
Tastharen: |
Lange, dikke en zeer harde haren aan het
hoofd. |
Telgang: |
Het gelijktijdig naar voren bewegen van beide
linker- dan wel rechterbenen. |
Terrier: |
Een groep honden die als taak had rooftuig op
te ruimen en daarvoor ook onder de grond werkte. |
Ticking: |
Kleine vlekjes op een witte ondergrond. |
Tipoor: |
Staand oor, waarvan het bovenste gedeelte naar
voren valt. |
Tonvormig: |
Ribben die sterk gerond verlopen. |
Top knot: |
Rijkelijke schedelbeharing die een kuif vormt
( Poedel ). |
Tricolo(u)r: |
Zie driekleur. |
Trimmen: |
Het plukken van de bovenvacht van ruwharige
honden. |
Tulpoor: |
Zie vleermuisoor. |
Turnup: |
Opgebogen onderkaak. |
Type: |
De karakteristieke kenmerken van een bepaald ras. |
|
 |
U-hond Hond: |
Hond die op exposities de kwalificatie
Uitmuntend heeft behaald. |
Undershot: |
De tanden van de onderkaak staan voor tanden
van de bovenkaak. |
Uitdrukking: |
Gezichtsuitdrukking van de hond. |
Vang: |
Voorsnuit. |
Veldwedstrijd: |
Wedstrijd om de kennis van de jachthond
in het veld vast te stellen. |
Vieräugler: |
Hond met een lichte vlek boven ieder oog. |
Vinnen: |
Rijkelijke beharing aan de voeten. |
Vlag: |
Staartpluim. |
Vleermuisoor: |
Staand oor, breed aan de basis en aan de
bovenzijde een afgeronde punt. |
Voorhand: |
De schoudergordel en de voorbenen. |
Wammen: |
Zware keelhuidplooien (Bloedhond). |
Will to please: |
Werklust; de wil van de hond om zijn
baas een plezier te doen. |
Windhonden: |
Groep van honden die op het zicht jaagt. |
Wipneus: |
Enigszins hol verlopende neusrug (Pointer). |
Wisselneus: |
Een van kleur veranderende neus. |
Wolfsklauw: |
Zie hubertusklauw. |
Wall eye: |
Zie glasoog. |
Wheaten: |
Tarwekleurig. |
Whiskers: |
Baard bij Airedale, Lakeland en Welsh Terrier. |
Workingtest: |
Apporteerproef. |
W.K. Hirschfeldstichting: |
Particuliere stichting die de
gezondheid van de rashondenpopulatie in de gaten houdt,
heupfoto`s en elleboogfoto`s beoordeelt, oogonderzoek
doet, enz. |
------------------------ |
-------------------------------------------------------------------------- |
Yellow liver: |
Bruin-gele Labrador Retrievers met de
ongewenste genetische samenstelling. |
Zadel: |
Zwart kleurpatroon in de vorm van een zadel zoals
bij de Airedale Terriërs. |
Zadelrug: |
Slappe, doorgebogen rug. |
Z.G-hond: |
Hond die op exposities de kwalificatie Zeer
Goed heeft behaald. |
Zijdehaar: |
Lang zacht haar waarbij onderhaar en
bovenhaar bijna niet te onderscheiden zijn. |
Zwaardstaart: |
Lange staart die bijna recht naar beneden
gedragen wordt. |
Zwanehals: |
Een gebogen hals die lang en dun is zoals bij
het Italiaans windhondje. |
Zweethonden: |
Honden die een zweetspoor volgen. |
Zwevend gangwerg: |
De hond loopt zeer lichtvoetig. |
|